Interview: Mieke Timmerman

Verbinden

Geloven is voor mij zoeken naar wat ons bindt en niet wat ons scheidt. En als je zoekt naar wat je bindt, wil je dat delen. En voor mij is dat het samenkomen op zondag in de Kapel. Niet omdat het moet, maar omdat het kan.

Mijn naam is Mieke Timmerman; ik ben geboren en getogen in Wierden en opgegroeid in een gezin van 10 kinderen: 7 jongens en 3 meisjes. Mijn vader had een boerderij en dat betekende dat er altijd wel gewerkt moest worden.

Maar de zondag was een rustdag. Niet dat het dan thuis rustig was, want bij mijn vader en moeder was iedereen welkom. En wilde je blijven eten? Dan kon dat ook: er werd een extra aardappel geschild en de rest werd gedeeld.

Op de zondagavonden zongen we rond het harmonium. Het waren heerlijke zondagen. Mijn vader en moeder waren betrokken mensen: bij de kerk maar ook bij de samenleving. Zo was mijn moeder erg actief bij de plattelandsvrouwen en mijn vader in de kerkenraad. Ook toen was het niet altijd pais en vree en waren leden binnen de kerk het niet met elkaar eens. Dat blijkt wel uit een uitspraak die mijn vader deed en die me altijd is bijgebleven:

“Tien jaar in de kerkenraad gezeten
en nochtans het geloof behouden”.

Verzorging, dichtbij en veraf

Op mijn achttiende vertrok ik naar Harderwijk om de verpleging in te gaan. De hoofdzuster was streng, maar ondanks dat, heb ik er een heerlijke tijd gehad en er drie vriendinnen aan overgehouden.

Toen de vrouw van een van mijn broers in het kraambed overleed in Brazilië zeiden mijn vader en moeder: “Mieke, jij moet naar Brazilië om voor je broer en zijn kinderen te zorgen.” En zo geschiedde het.

Met een gecombineerd vracht-passagiersschip ben ik moederziel alleen naar Brazilië gereisd en ik ben daar een jaar gebleven. Dat was een ervaring: vanuit de zeer beschermde wereld van Sonnevanck de wijde wereld in.

Terug in Nederland wilde ik mijn verplegingsopleiding afmaken. Dat heb ik uiteindelijk niet gedaan omdat (toen) mijn verloofde, Gerrit, het geen aantrekkelijk idee vond. De studie, gecombineerd met het werk, zou veel tijd kosten en hij had me al een heel jaar gemist.

De fietsenzaak

In 1961 ben ik getrouwd met Gerrit. Gerrit was sinds de schooltijd in mijn leven: hij hielp me in de klas met rekenen en kwam me ophalen met de fiets, zodat ik niet lopend naar school hoefde.

Ook was hij een vriend van mijn broer Dinand en kwam hij heel vaak bij ons thuis over de vloer. Ik kende hem dan ook door en door. Samen hebben we vier dochters gekregen en vijf kleinkinderen.

We hadden een fietsenzaak en dat betekende dat er altijd wel wat te doen was. Met vier meisjes die kort na elkaar werden geboren, was er de eerste jaren veel te doen.

In die jaren gingen we niet samen naar de kerk: de een ging naar de ochtenddienst en de andere naar de middagdienst. In die tijd was ‘een keer overslaan’ niet iets wat je snel deed. Toen de kinderen wat groter werden gingen we iedere zondag met zijn allen.

M’n geloofsleven

Terugkijkend op mijn geloofsleven merk ik dat kinderen (in ieder geval die van ons) ervoor zorgen dat je na moet denken over het geloof en de geloofsbeleving.

Hoewel wij thuis veel vrijheid hadden en we relatief veel mochten op zondag, waren er toch regels.

Je deed heel veel dingen niet op zondag, omdat dat zo hoorde of vanwege de buren.

En als je kinderen vragen stellen waarom dingen niet mogen en je hebt eigenlijk geen bevredigend antwoord, dan dwingt je dat als ouders tot nadenken.

Want waar gaat het om bij geloven? Is het je houden aan regeltjes? Is het een keurslijf van geboden en verboden, van oordelen en veroordelen, of is het veel meer een levenshouding? Gaat het niet veel meer om omzien naar elkaar? Er zijn voor elkaar?

En dat laatste is hoe ik mijn geloof eigenlijk altijd heb beleefd en wat voor mij het belangrijkst is: openstaan voor elkaar en luisteren naar elkaar.

In de Gereformeerde kerk ben ik jaren diaken geweest. Daardoor kwam ik veel bij gemeenteleden thuis op huisbezoek. Soms wat vaker als ik merkte dat iemand zich alleen voelde en meer behoefte aan aandacht had.

In die tijd dat ik in de kerkenraad zat ben ik de uitspraak van mijn vader wel beter gaan begrijpen. De discussies waren soms pittig en niet altijd gericht op verbinding. Dat vond ik wel eens moeilijk.

Ook heb ik in die jaren met andere gemeenteleden een jongerensoos opgericht, want ook voor hen moest er een mogelijkheid zijn om elkaar te ontmoeten op hun manier, in een omgeving die voor hen prettig is.

Ook vond ik het, vanuit omzien naar elkaar, belangrijk om eens per jaar een week als vrijwilliger mee te gaan op vakantie met gehandicapten en hun partner, zodat een partner die week geen zorgtaken had. Toen uiteraard niet wetende dat mijn partner na zijn pensionering invalide zou worden door een herseninfarct en dag en nacht verzorging nodig had.

In het eerste jaar na het herseninfarct en de jaren daarna heb ik mogen ervaren hoe fantastisch het is dat er naar jou wordt omgekeken en er helpende handen zijn in allerlei vormen.

Zeker weten?

Daar waar het geloof vroeger veel meer een zeker weten was, heeft het geloof voor mij nu veel meer vragen. Ik vind dat een verrijking. Want als je denkt alles zeker te weten, sta je niet altijd open voor andere inzichten en andere vormen van geloofsbeleving en blijft de dialoog uit.

In de Kapel is er ruimte voor die dialoog. En juist in deze tijd is de dialoog belangrijk, want we komen steeds meer in aanraking met andere culturen, gewoonten en geloven.

Om samen te kunnen leven moet je elkaar willen begrijpen en dat lukt alleen als je met elkaar praat en op zoek gaat naar wat je bindt.

Dat kan alleen als je oprechte aandacht hebt voor elkaar: binnen de kerk, maar ook zeker daarbuiten. Dan ontdek je dat mensen niet zo verschillend zijn en dezelfde behoeften hebben.

Heb ik dan een kerk nodig, vraag ik mezelf wel eens af. Het antwoord daarop is: zeker weten! Want het is een plek, waar mensen komen, waarmee ik me verbonden voel.

En dat is een fijn gevoel dat ik niet wil missen!

 

Categories: Geloven in de Kapel

Reacties

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.