Geloven in de Kapel: Koos Valeton
Ik stam af van een Zuid-Franse familie uit de Dordogne. Mijn directe voorvader Etienne Valeton werd in 1396 in de adelstand verheven, door het Franse hof in de 100-jarige oorlog.
Het familiekasteel Le Garraube buiten Liorac bij Bergerac bestaat nog steeds.
De familie werd in de 16e eeuw protestant, net als vele inwoners van de Dordogne. Mijn vader heeft mij als kind onderwezen waarom:
- Geen opgedrongen dogma’s van de kerk;
- Geen opgedrongen centraal leergezag;
- Geen opgedrongen bemiddelaar, geen mens of geen heilige, tussen mijn God en mij;
- Geen ruilhandel om mijn zieleheil en hiernamaals.
Tegen absolute heersers van staat en kerk, die ook zeggenschap over geloof en geweten eisen, bang om macht te verliezen. Maar geloof in Liefde en Genade van God zelf, waardoor je altijd weer opnieuw mag beginnen.
“Ubi caritas et amor, ubi caritas, Deus ibi est”. (Taizé)
Vanuit een horizontaal perspectief:
“Daar waar we elkaar toelaten en bijstaan, daar is God”.
En het besef dat je in de wereld een opdracht, een taak hebt te vervullen.
Na de Bartholomeusnacht in 1572, waarbij bijna alle Franse protestantse adel werd uitgemoord, begon een nieuwe oorlog in de protestante gebieden, tot in 1598 het Edict van Nantes werd getekend met beloofde godsdienstvrijheid.
In 1685 was het Franse hof sterk genoeg om opnieuw over te gaan op terreur tegen andersdenkende onderdanen. Vanuit het centrum van de macht werd streek voor streek vermorzeld. Dit leidde tot de grote vluchtelingenstroom uit een lange reeks onderworpen en geterroriseerde binnenlandse gebieden.
Zo is mijn voorvader Josué Valleton de Boissiere, met zijn broer Joseph, over zee naar Nederland gekomen in 1727. De achtergebleven familie moest katholiek worden, of alles verliezen.
Voor de parallel met hedendaagse vluchtelingen hoef ik niet ver te zoeken. Ontheemden, vluchtelingen verdienen medemenselijkheid. Het volgende lied spreekt: (naar het lied “Be still my soul”)
Ga maar gerust, want Ik zal met je mee gaan.
Ik ben je baken, ook in de diepe nacht.
Ik ben de stem, die steeds in jou zal opstaan.
Ik ben de hand, die op je vriendschap wacht.
Ik ben het licht dat voor je voeten uitgaat.
Ik ben de wind waardoor je adem haalt.
Ik ben de verte, die verlangend wenkt.
En, kom je thuis, de laatste mist verdwenen
ben Ik de hand, die al je tranen wist.
Een oude en bijzondere Japanse heiku vind ik:
“Ik had mij gebaad en gebeden
toen zag ik de kersenbloesem”.
Het volgende gedicht hoorde ik recent tijdens een dienst van ds. Benard. Ik herinner me dat ook mijn vader deze tekst gebruikte vanaf de kansel lang geleden.
De zachte krachten zullen zeker winnen
in ’t eind — dit hoor ik als een innig fluistren
in mij: zoo ’t zweeg zou alle licht verduistren
alle warmte zou verstarren van binnen.De machten die de liefde nog omkluistren
zal zij, allengs voortschrijdend, overwinnen,
dan kan de groote zaligheid beginnen
die w’als onze harten aandachtig luistren
in alle teederheden ruischen hooren
als in kleine schelpen de groote zee.Liefde is de zin van ’t leven der planeten
en mensche’ en diere’. Er is niets wat kan storen
’t stijgen tot haar. Dit is het zeekre weten:
naar volmaakte Liefde stijgt alles mee.
(Henriëtte Roland Holst (1869-1952)
Er is een goddelijk plan van liefde en vrede voor de wereld.
Ik kan en wil niet anders dan daarin geloven.
In 1977, toen ik net huisarts was geworden vol idealen en naïviteit, kon ik met ontroering meezingen bij een protestantse zondagsdienst in het centrum van Bergerac: “A Toi la Gloire”. Er waren dus mensen geweest, die zich staande hadden kunnen houden in het geweld van toen.
Maar blijven hangen in wat was, brengt je niet verder. Mijn vader sprak op elke oudejaarsavond een dankgebed uit in de familiekring: Psalm 103. “Loof de Heer, mijn ziel!”, net als eeuwen generaties vòòr hem. Zelf lees ik het soms voor mezelf.
We hebben de oude Franse familiebijbel nog, waarin de eerste generaties in Nederland in het schutblad zijn bijgeschreven.
Koos Valeton
Categories: Geloven in de Kapel